Panieksluitingen voor vluchtdeuren met een horizontale bedieningsstang voor gebruik op vluchtwegen, –eisen en beproevingsmethoden.
De rol van paniekdeurbeslag
De reactie van een grote groep mensen is altijd moeilijk te voorspellen, zeker in het geval van een brand in een bioscoop, restaurant, theater of warenhuis. De kans bestaat dat velen ondoordacht handelen. Personen die met zo’n panieksituatie te maken krijgen, moeten (zonder voorkennis van de situatie ter plaatse) de vluchtdeuren kunnen vinden én weten hoe deze te bedienen. Bovendien mag hiervoor geen speciaal hulpmiddel of sleutel nodig zijn, omdat deze mogelijk niet beschikbaar is. Het paniekdeurbeslag moet perfect functioneren - om mensen die in paniek zijn geraakt - een vluchtweg te bieden, zelfs in de meest extreme situaties.
Mechanisch bediende paniekopeners
Paniekopeners volgens ‘NEN-EN 1125‘ zijn bedoeld om in panieksituaties een veilige en effectieve vlucht te bieden. Dit kan door de deur te openen met een minimale inspanning en zonder voorafgaande kennis over de bediening van het beslag. Zo is ontsnapping altijd mogelijk, zelfs bij zijdelingse druk. De paniekopener bevat één of meerdere schoten, die aansluiten op sluitplaten die zich in het omliggende frame of de vloer bevinden en ervoor zorgen dat de deur gesloten is. De schoten kunnen worden ontgrendeld door de paniekopener (die zich horizontaal aan de binnenkant van de deur bevindt) op een willekeurige plaats in te drukken of naar beneden te drukken.
In principe zijn er twee verschillende bedieningscategorieën in de richtlijn:
- type A: paniekopeners met bediening door middel van een ‘duwstang’ (zie illustratie A)
- type B: paniekopeners met bediening door middel van een ‘duwbalk’ (zie illustratie B)
De duwstang is het horizontale, te bewegen deel van een paniekopener (type A). Deze wordt geïnstalleerd tussen de bevestigingsbeugels en werkt in de richting van de uitgang en/of in een boog naar beneden.
De duwbalk (of geïntegreerde balk) is het bewegende deel van een paniekopener (type B). Het is onderdeel van het chassis of andere installatieconstructie en werkt in de richting van de vluchtuitgang.